Wie zijn wij?

PAV 3BSO

PAV 4BSO

Nederlands

Wiskunde

Actualiteit

Links

Leerkracht

 

 

Werkwoorden

De vormen
De persoonsvorm

OTT
OVT

Het voltooid deelwoord VD
Het onvoltooid deelwoord
De infinitief

Engelse werkwoorden

Spelling

 

 

 

 

 

 

De persoonsvorm

Vooreerst moet je goed het onderscheid kennen tussen zwakke, onregelmatige en sterke werkwoorden!!

Wat is het verschil tussen sterke, zwakke en onregelmatige werkwoorden?

Met  sterke, zwakke en onregelmatige werkwoorden wordt de manier van vervoegen van de werkwoorden in de verleden tijd en de voltooide tijd bedoeld.

 

hele werkwoord

verleden tijd

voltooid deelwoord

zwak

leven

leefde

geleefd

sterk

lezen

las

gelezen

gemengd

vragen

vroeg

gevraagd

onregelmatig

hebben

had

gehad

Bij de zwakke werkwoorden wordt achter de stam van het werkwoord de uitgang -de of -te geplaatst. Welke van die uitgangen juist is, hangt af van de laatste letter van de stam.

  • Bij de medeklinkers die voorkomen in het woord ‘t kofschipx komt in de verleden tijd -te: werkte, blafte, kuste, juichte, klopte, faxte, praatte, roetsjte.
     

  • Bij werkwoorden waarvan de stam op een andere medeklinker of een klinker eindigt, komt in de verleden tijd -de: kleide, reisde, tobde, gebeurde, enz.
     

  • Het voltooid deelwoord krijgt dezelfde letter als de verleden tijd: de werkwoorden met -te krijgen een t, die met -de een d: gewerkt, geblaft, gekust, gejuicht, geklopt, gefaxt, gepraat, geroetsjt, gekleid, gereisd, getobd, gebeurd, enz.

Een overzichtje:

                            De persoonsvorm ziet er in de tegenwoordige tijd zo uit  (=OTT)
                           
De stam van het werkwoord is de vorm die je krijgt als je het werkwoord in de
                            tegenwoordige tijd vervoegt met 'ik'.
 

 

 

 

     stam

     ik loop
     loop jij?

     enkelvoud

   

 

 

 

     stam + t

     jij/ u loopt
     hij/zij/het loopt

     meervoud

     hele werkwoord

 

     wij lopen
     jullie lopen
     zij lopen

 

     De persoonsvorm in de verleden tijd ziet er als volgt uit  (=OVT) 


     

sterke werkwoorden
enkelvoud en meervoud


  klinker in de stam verandert:
  ik/jij/hij/zij/ het liep, wij/jullie/zij liepen



 

  hele stam verandert
 
 ik/jij/hij/zij/het ging, wij/jullie/zij gingen



zwakke werkwoorden
enkelvoud en meervoud


  stam + de(n)
 
ik/jij/hij/zij/het gooide, wij/jullie/zij gooiden

 

 

  stam + te(n)
 
ik/jij/hij/zij/het stopte, wij/jullie/zij stopten


 

 

Als de stam eindigt op één van de medeklinkers uit 't kofschipx of 't fokschaapx
schrijf je stam + te(n). Anders schrijf je altijd de(n).

Opmerking:

Bij zwakke werkwoorden als verven en verbazen verandert deen z aan het eind van de stam in een of een s : ik verf , ik verbaas.

In de verleden tijd krijgen ze echter de(n)  (ik verfde, ik verbaasde) omdat in het hele werkwoord een z en een v  staan.

 

Bij sterke werkwoorden verandert de klinker in de verleden tijd en eindigt het voltooid deelwoord op -en: lopen - liep - gelopen, wijzen - wees - gewezen, helpen - hielp - geholpen.

 

Bij onregelmatige werkwoorden als: hebben, kunnen, mogen, willen, zijn en zullen hebben ook (deels) afwijkende vormen in de tegenwoordige tijd (zoals kan, is en heeft) en ook de verleden tijd is niet altijd voorspelbaar (zoals wou, was en mocht).

Uitzonderingen: Niet alle werkwoorden passen precies in bovenstaande indeling; bij een kleine groep verandert in de verleden tijd behalve een klinker ook een medeklinker: brengen - bracht - gebracht, eten - at - gegeten, gaan - ging - gegaan. Andere werkwoorden hebben gedeeltelijk een zwakke, en gedeeltelijk een sterke vervoeging: bakken - bakte - gebakken, vragen - vroeg - gevraagd, wreken - wreekte - gewroken en zeggen - zei - gezegd.

Download hier de lijst met sterke en onregelmatige werkoorden

Of bekijk de lijst hieronder:

LIJST VAN STERKE EN ONREGELMATIGE WERKWOORDEN 

infinitief

ovt enk

ovt meervoud

voltooid deelwoord

 

 

 

 

bakken

bakte

bakten

gebakken

bederven

bedierf

bedierven

bedorven

bedriegen

bedroog

bedrogen

bedrogen

beginnen

begon

begonnen

begonnen

bergen

borg

borgen

geborgen

bevelen

beval

bevalen

bevolen

bezwijken

bezweek

bezweken

bezweken

bidden

bad

baden

gebeden

bieden

bood

boden

geboden

bijten

beet

beten

gebeten

binden

bond

bonden

gebonden

blazen

blies

bliezen

geblazen

blijken

bleek

bleken

gebleken

blijven

bleef

bleven

gebleven

blinken

blonk

blonken

geblonken

breken

brak

braken

gebroken

brengen

bracht

brachten

gebracht

brouwen

brouwde

brouwden

gebrouwen

buigen

boog

bogen

gebogen

denken

dacht

dachten

gedacht

doen

deed

deden

gedaan

dragen

droeg

droegen

gedragen

drijven

dreef

dreven

gedreven

dringen

drong

drongen

gedrongen

drinken

dronk

dronken

gedronken

druipen

droop

dropen

gedropen

duiken

dook

doken

gedoken

dwingen

dwong

dwongen

gedwongen

eten

at

aten

gegeten

fluiten

floot

floten

gefloten

gaan

ging

gingen

gegaan

gelden

gold

golden

gegolden

genezen

genas

genazen

genezen

genieten

genoot

genoten

genoten

geven

gaf

gaven

gegeven

gieten

goot

goten

gegoten

glijden

gleed

gleden

gegleden

glimmen

glom

glommen

geglommen

graven

groef

groeven

gegraven

grijpen

greep

grepen

gegrepen

hangen

hing

hingen

gehangen

hebben

had

hadden

gehad

heffen

hief

hieven

geheven

helpen

hielp

hielpen

geholpen

hijsen

hees

hesen

gehesen

houden

hield

hielden

gehouden

houwen

hieuw

hieuwen

gehouwen

kiezen

koos

kozen

gekozen

kijken

keek

keken

gekeken

klinken

klonk

klonken

geklonken

knijpen

kneep

knepen

geknepen

komen

kwam

kwamen

gekomen

kopen

kocht

kochten

gekocht

kiezen

koos

kozen

gekozen

klimmen

klom

klommen

geklommen

kluiven

kloof

kloven

gekloven

komen

kwam

kwamen

gekomen

kopen

kocht

kochten

gekocht

krijgen

kreeg

kregen

gekregen

krimpen

kromp

krompen

gekrompen

kruipen

kroop

kropen

gekropen

kunnen

kon

konden

gekund

laten

liet

lieten

gelaten

lachen

lachte

lachten

gelachen

lezen

las

lazen

gelezen

liegen

loog

logen

gelogen

liggen

lag

lagen

gelegen

lijden

leed

leden

geleden

lijken

leek

leken

geleken

lopen

liep

liepen

gelopen

mijden

meed

meden

 

moeten

moest

moesten

gemoeten

mogen

mocht

mochten

gemogen

nemen

nam

namen

genomen

ontbijten

ontbeet

ontbeten

ontbeten

plegen

placht

plachten

 

prijzen

prees

prezen

geprezen

raden

ried

rieden

geraden

rijden

reed

reden

gereden

rijzen

rees

rezen

gerezen

roepen

riep

riepen

geroepen

ruiken

rook

roken

geroken

schelden

schold

scholden

gescholden

schenden

schond

schonden

geschonden

schenken

schonk

schonken

geschonken

scheppen

schiep

schiepen

geschapen

schieten

schoot

schoten

geschoten

schijnen

scheen

schenen

geschenen

schijten

scheet

scheten

gescheten

schrijden

schreed

schreden

geschreden

schrijven

schreef

schreven

geschreven

schrikken

schrok

schrokken

geschrokken

schuiven

schoof

schoven

geschoven

slaan

sloeg

sloegen

geslagen

slapen

sliep

sliepen

geslapen

slijten

sleet

sleten

gesleten

sluipen

sloop

slopen

geslopen

sluiten

sloot

sloten

gesloten

smelten

smolt

smolten

gesmolten

smijten

smeet

smeten

gesmeten

snijden

sneed

sneden

gesneden

snuiven

snoof

snoven

gesnoven

spijten

speet

speten

gespeten

spreken

sprak

spraken

gesproken

springen

sprong

sprongen

gesprongen

spruiten

sproot

sproten

gesproten

spuiten

spoot

spoten

gespoten

staan

stond

stonden

gestaan

steken

stak

staken

gestoken

stelen

stal

stalen

gestolen

sterven

stierf

stierven

gestorven

stijgen

steeg

stegen

gestegen

stinken

stonk

stonken

gestonken

strijden

streed

streden

gestreden

strijken

streek

streken

gestreken

stuiven

stoof

stoven

gestoven

treden

trad

traden

getreden

treffen

trof

troffen

getroffen

trekken

trok

trokken

getrokken

verzinnen

verzon

verzonnen

verzonnen

vallen

viel

vielen

gevallen

vangen

ving

vingen

gevangen

varen

voer

voeren

gevaren

vechten

vocht

vochten

gevochten

verbieden

verbood

verboden

verboden

verbinden

verbond

verbonden

verbonden

verdrinken

verdronk

verdronken

verdronken

verdwijnen

verdween

verdwenen

verdwenen

vergelijken

vergeleek

vergeleken

vergeleken

vergeten

vergat

vergaten

vergeten

verlaten

verliet

verlieten

verlaten

verliezen

verloor

verloren

verloren

verslinden

verslond

verslonden

verslonden

verzinnen

verzon

verzonnen

verzonnen

verzwelgen

verzwolg

verzwolgen

verzwolgen

vinden

vond

vonden

gevonden

vliegen

vloog

vlogen

gevlogen

vragen

vroeg

vroegen

gevraagd

vreten

vrat

vraten

gevreten

vriezen

vroor

vroren

gevroren

wassen

waste

wasten

gewassen(schoonmaken)

wassen

wies

wiesen

gewassen(groeien)

wegen

woog

wogen

gewogen

werpen

wierp

wierpen

geworpen

weten

wist

wisten

geweten

wijken

week

weken

geweken

wijten

weet

weten

geweten

wijzen

wees

wezen

gewezen

winden

wond

wonden

gewonden

winnen

won

wonnen

gewonnen

worden

werd

werden

geworden

wrijven

wreef

wreven

gewreven

wreken

wrak

wraken

gewroken

wringen

wrong

wrongen

gewrongen

zenden

zond

zonden

gezonden

zien

zag

zagen

gezien

zijn

was

waren

geweest

zingen

zong

zongen

gezongen

zinken

zonk

zonken

gezonken

zinnen

zon

zonnen

gezonnen

zitten

zat

zaten

gezeten

zoeken

zocht

zochten

gezocht

zouten

zoutte

zoutten

gezouten

zuigen

zoog

zogen

gezogen

zuipen

zoop

zopen

gezopen

zullen

zou

zouden

 

zwellen

zwol

zwollen

gezwollen

zwemmen

zwom

zwommen

gezwommen

zweren

zwoer

zwoeren

gezworen

zwerven

zwierf

zwierven

gezworven

zwijgen

zweeg

zwegen

gezwegen

 

Bekijk ook de filmpjes op

http://www.cambiumned.nl/spellingww.htm#persoonsvorm