Een samenstelling is een woord die uit twee losse woorden bestaat. Bijvoorbeeld het woord 'boekenplank' bestaat uit de woorden 'boek' en 'plank'.
De belangrijkste regel is:
· Je schrijft -en- of -n- tussen de twee losse woorden als het eerste woord een zelfstandig naamwoord is met een meervoud op -en of -n. Voorbeelden:
o boek + plank = boekenplank
o fiets + drager = fietsendrager
De belangrijkste uitzondering is:
- Je schrijft niks tussen de twee losse woorden als het eerste woord een zelfstandig naamwoord is met een meervoud op een -s. Voorbeeld:
- seconde + wijzer = secondewijzer
Andere uitzonderingen:
- Je schrijft ook niks tussen de twee losse woorden als het eerste woord geen meervoud heeft, de enige in zijn soort is (bijvoorbeeld de zon), een bijvoeglijk naamwoord is of een werkwoord is. Voorbeelden:
- tarwe + brood = tarwebrood
- zon + scherm = zonnescherm
Hieronder zal je een aantal oefeningen terugvinden i.v.m. het thema