Wie zijn wij?

PAV 3BSO

PAV 4BSO

Nederlands

Wiskunde

Actualiteit

Links

Leerkracht

 

Projecten 4BSO

Thema's 4BSO

Ziekte en gezondheid

Wereld in brand

Kranten in de klas

Jongerencultuur

Voeding

Geld

Relaties en seksualiteit

Milieu

Vluchtelingen en migratie

 

 

 

 

 

  Voeding en taal: het meervoud

      
    

Zelfstandige naamwoorden hebben meestal een enkelvoud en een meervoud. Een zelfstandig naamwoord is een woord waar je dehet of een voor kunt zetten. De belangrijkste regels bij het omzetten van een woord van enkelvoud naar meervoud zijn:

 

Meervoud op -en

  • Veel woorden eindigen in het meervoud op -en.

Voorbeelden:

  • een boek - twee boeken
  • een fiets - twee fietsen

o een sport - twee sporten

· Bij woorden die in het enkelvoud een lange klinker hebben in de laatste lettergreep met daarachter nog één medeklinker verdwijnt in het meervoud één van de klinkers. Lange klinkers zijn: aaeeoo en uu.

Voorbeelden:

  • een aap - twee apen
  • een been - twee benen
  • een buur - twee buren
  • Bij woorden die in het enkelvoud een korte klinker hebben in de laatste lettergreep met daarachter nog één medeklinker komt er in het meervoud vaak een extra medeklinker bij (dit is niet zo als de klemtoon niet op de laatste lettergreep ligt). Korte klinkers zijn: aeio en u.

Voorbeelden:

  • een vak - twee vakken
  • een pet - twee petten
  • een bos - twee bossen
  • MAAR: een havik - twee haviken
  • MAAR: een monnik - twee monniken

Een woord die in het enkelvoud eindigt op een -s krijgt in het meervoud meestal een z. Een woord die in het enkelvoud eindigt op een f krijgt in het meervoud meestal een v. Maar dit is niet altijd zo!

Voorbeelden:

  • een reus - twee reuzen
  • een brief - twee brieven
  • MAAR: een kaars - twee kaarsen
  • MAAR: een fotograaf - twee fotografen

Een woord die in het enkelvoud eindigt op -ee krijgt in het meervoud ën erachter.

Voorbeelden

  • een zee - twee zeeën
  • een slee - twee sleeën
  • Bij woorden die in het enkelvoud eindigen op -ie is het vaak lastig om de meervoudsvorm te bepalen. De regel is: valt de klemtoon op de ie, dan komt er een extra e. Valt de klemtoon niet op de ie, dan komt er geen extra e. Soms krijg je een -s achter het enkelvoud.

Voorbeelden:

  • een knie - twee knieën
  • een kolonie - twee koloniën
  • een ruzie - twee ruzies

 

Meervoud op -s

  • Veel woorden eindigen in het meervoud op een -s. Meestal komt die direct achter het zelfstandig naamwoord (dus zonder apostrof). Voorbeelden:
    • een café - twee cafés
    • een sirene - twee sirenes
    • een computer - twee computers
  • Je plaatst een apostrof (dus -'s) als dat nodig is voor de uitspraak. Dit geldt meestal bij de klinkers a, o, u en y (uitzondering: leenwoorden, afkorting en cijfers)

Voorbeelden:

  • een opa - twee opa's
  • een piano - twee piano's
  • een dj - twee dj's
  • MAAR: een display - twee displays

Meervoud op -eren

  • Bij sommige zelfstandige naamwoorden komt er in het meervoud -eren achter.

Voorbeelden:

  • een kind - twee kinderen
  • een ei - twee eieren

 

Meervoud op -a of -i

  • Sommige woorden uit het Latijn eindigen in het meervoud op een -a of -i.
  • Woorden die in het enkelvoud eindigen op -um krijgen in het meervoud de uitgang -a.

Voorbeeld:

  • een museum - twee musea

Woorden die in het enkelvoud eindigen op -us krijgen in het meervoud de uitgang -i.

 

Voorbeeld:

  • een musicus - twee musici

 

Alleen enkelvoud of alleen meervoud

  • Sommige zelfstandige naamwoorden hebben geen meervoud en komen alleen voor in het enkelvoud. Voorbeelden:
    • goud
    • muziek
    • zand
    • politie
  • Andere woorden komen alleen voor in het meervoud. Voorbeeld:
  • hersenen/hersens

 Hieronder zal je een aantal oefeningen terugvinden i.v.m. het thema